Door Lex Borghans op ma, 07/03/2011 - 16:32
Vaak wordt gedacht dat een toets ook een norm impliceert. Een toets meet hoe goed een leerling ergens in is. Maar in de discussie gaat men er van uit dat deze meting gebruikt zal gaan worden om te beoordelen of dit wel genoeg is, of de norm is gehaald. Ook bij diagnostische toetsen gaat het dan om de vraag wat een leerling nog moet leren om aan de norm te voldoen. Met de introductie van landelijke toetsen lijkt de overheid dus vast te leggen wat leerlingen moeten kunnen. Het lijkt alsof scholen de vrijheid wordt ontnomen zelf mee te bepalen wat leerlingen leren.
Deze manier van denken past goed bij het onderscheid tussen het wat en het hoe dat de commissie Dijsselbloem heeft geïntroduceerd. De wat-en-hoe-richtlijn is bedoeld om scholen ruimte te geven voor een eigen koers en om te voorkomen dat de overheid zich te veel met de gang van zaken op een school bemoeit. Maar het is een onhandig criterium dat bij nadere overdenking niet vol te houden valt.
Toetsen zien als een norm past goed bij het onderscheid tussen het wat en het hoe. De overheid stelt immers vast wat leerlingen moeten leren en met de toets kan worden bekeken of dit doel is bereikt zonder dat de overheid zich bemoeit met de manier waarop dit resultaat werd bereikt. Maar als vrijheid van onderwijs betekent dat scholen zelf mogen weten hoe ze een vastomlijnd doel bereiken stelt het niet veel voor. Van scholen mag je immers ook verwachten dat ze de doelen die ze willen bereiken zo goed en efficiënt mogelijk proberen te bereiken. Dat heet opbrengstgericht werken. Als zou blijken dat een bepaalde manier van lesgeven de hoogste resultaten oplevert op het door de overheid vastgestelde wat, dan is dat de enige “hoe” die nog aanvaardbaar is.
Vrijheid van onderwijs is juist dat scholen binnen de door de overheid gestelde kaders kunnen bepalen wat leerlingen leren. Verwacht mag worden dat ze hierover heel duidelijk proberen te zijn (transparantie) en dat hun beleid er op gericht is deze doelen zo goed mogelijk te verwezenlijken (opbrengstgericht werken). Landelijke toetsen zijn juist van cruciaal belang voor deze vrijheid zelf mede invulling te geven aan het wat van het onderwijs. Alleen door landelijk vergelijkbare toetsen te gebruiken kan duidelijk worden dat de ene school inderdaad meer van het een en minder van het andere levert. En kunnen ouders op basis van duidelijke informatie hun keuzes maken. Alleen zo wordt bijvoorbeeld duidelijk hoeveel meer aandacht voor creativiteit oplevert en hoeveel het ten koste gaat van rekenen en taal.